
De volgende plaats waar we een aantal dagen verblijven, is Dushanbe, hoofdstad van Tajikistan. Tajikistan is één van de armste landen in de wereld maar daar zien we nog niets van. Hummers, Landcruisers, grote dure huizen. We verblijven in een prima guesthouse dat nog in oprichting is, de airco is nog niet geïnstalleerd. De ventilator wordt er bij gehaald en maakt het een graad of 8 koeler dan buiten, zo rond de dertig.
We bezoeken het nieuwe nationale museum met de langste vlaggenstok ter wereld voor de voordeur. Het is een prima modern museum. Het volgende museum, National Museum of Antiquities kan ons meer bekoren. Ook al is het een oud pand met krakende houten vloeren zonder airco. Op kousenvoeten lopen we over de twee verdiepingen waar vooral bijzonderheden van beroemde opgravingen liggen. Netjes uitgestald in vitrines op voetjes van piepschuim. Onder andere van Ajina Teppe, een beroemde opgraving van een boeddhistisch klooster (Stupa) uit de 8ste eeuw. Hier hebben in de jaren 60 de Sovjets een Boeddha beeld van 13 meter aan stukken gesneden om mee te kunnen nemen. Het is het oudste (3e eeuw) en grootste Boeddha beeld dat wij ooit zagen. Overblijfselen van tempels, prinsessengraven. Wederom geeft het ons het beeld dat het oude Centraal Azië ooit zo machtig en rijk is geweest.
De laatste avond in de beschaving, zo voelen wij het voor we de bergen in gaan. En daarom gaan we het er eens van nemen en gaan uit eten bij restaurant Zafar. Gelegen op een heuvel met fantastisch uitzicht op Dushanbe. Nu zie je hoe groen de stad is, met brede wegen en enorme bomen en bijna nog geen hoogbouw. Overal in de straten stroomt water. We eten vis en friet en drinken bier en wijn en kijken naar de zonsondergang. Het lijkt wel vakantie.
We zijn in Dushanbe om de permit te bemachtigen voor de Pamir Highway. De Pamir ligt in een apart gecontroleerde provincie waar nogal eens wat ongeregeldheden plaats vinden. Het ligt aan de grens met Afghanistan. De laatste jaren is het relatief rustig. Zonder problemen verkrijgen wij een permit en vertrekken de volgende dag richting de Pamir, the roof of the world.
Tja. Hoe moet je nou een tocht van 10 dagen over ’s werelds mooiste passen, langs ruige rivieren, besneeuwde bergtoppen, prachtige vergezichten beschrijven? Het beste laat zich dat zien door gewoon de foto’s te bekijken denken wij. Klik voor deze vele mooie foto’s hier.
In de groene oase-achtige dorpen rennen de kinderen naar de kant van de weg om high five met de motorrijders en fietsers te doen. In de poelen en rivieren zwemmen de kinderen uit het dorp. Ook staan ze langs de weg met fruit. In de homestays in de gehuchten eet je bij de mensen thuis, vaak samen met andere westerse reizigers. Aan tafel altijd geanimeerde gesprekken daardoor. We ontmoeten Denen, Fransen, Russen, Bulgaren, Albaniërs, Spanjaarden, Koreanen, Amerikanen, Slovenen, Australiërs, Duitsers, Belgen en Zwitsers.
De bontgekleurde (dunne) matrassen en kussens liggen op de grond. Het toilet is buiten en soms alleen een gat in de grond. Onderweg komen we fietsers uit echt álle delen van de wereld tegen. We stoppen altijd om een praatje te maken, het is zo leuk om alle verhalen te horen. Er zijn er best veel die alleen reizen. Van fietsers horen we ook weer over andere motorrijders die ze gesproken hebben, zoals Suzet uit Zwitserland, de 60+ fietsster in haar eentje, die de Franse motorrijder Baptiste gesproken had. It is a small world. Ook ontmoeten we Nederlanders in een Landcruiser die reeds 10 jaar niet meer terug zijn geweest in Nederland. En daar inmiddels ook niet meer kunnen aarden.
Het was een fantastische rit, spannend bovendien. We wisten vooraf niet hoe wij op de enorme (veelal boven de 3000 meter tot max 4600 meter) hoogte (ziekte) zouden reageren. Lastig hierbij is dat er maar één weg terug is, als je ziek wordt betekent dat je meer dan 750 km terug moet rijden om uiteindelijk weer op de weg naar Kyrgyzstan te kunnen komen. Dat is daar al gauw een terugtocht van 5 dagen. Dit zorgt bij motorrijders wat zorgen, fietsers reizen langzamer zodat zij meer tijd hebben om de acclimatisering tijd te geven. Behalve wat hoofdpijn en bij het opstaan wat duizelig en kortademig, was het voor ons prima te doen. Verder hadden de motoren wat minder vermogen en een wat gedempter geluid.
Een motorrijder uit de USA die wij in Dushanbe ontmoette, had er wel een mooie opmerking over. ‘In the Pamir you only get lamb and diarrhea.’ In de koffiebar waar hij dit ons vertelde in Dushanbe, moesten we keihard lachen. Een kleine week later wisten we dat het klopte en stond het huilen ons nader dan het lachen.
Op een dag kwamen we langs een hotspring nabij het dorpje Malvoj. Langs de Pamir zijn er op diverse plekken hotsprings, met helend, warm, mineraal water dat uit de grond komt. Dus wij stoppen bij een hotspring. Er is slechts een hotel aan de overkant van de weg waar wij onze intrek nemen. Dat er geen douches zijn nemen we voor lief. Ook is er geen stromend water in het hotel. De toilet is 3 trappen naar beneden en het is de enige in het hele hotel. Ach. We kamperen ook wel eens zonder stromend water.
De hotspring was bijzonder. Mannen en vrouwen apart natuurlijk. Je gaat in een soort bad met zijn allen. In dit geval was het een hotspring, goed voor de ogen. Met je ogen open in het bad en daarna een slok water nemen. De mensen van de Pamir geloven heilig in de helende werking van het water, het is bijna een bijgeloof. Nadien is het niet de bedoeling dat je je afdroogt en zodoende loopt iedereen daar de weg op in zijn ochtendjas. Die ochtendjas waren wij zelf nou net vergeten. ‘s Avonds eten we in het restaurantje annex bar annex winkeltje een salade, aardappelen en gerookte vis.
Die nacht wordt Guido erg ziek. Het was zogezegd niet een van de handigste plekken onderweg om ziek te worden, maar wel een van de voor de handliggendste. De voedselvergiftiging is zo erg dat hij de volgende dag nauwelijks in staat is om de motor te besturen. We rijden 30 km verderop om naar een goed bekend staand hostel in Iskashim. Er is stromend water, de wc is in de buurt en we zieken daar uit. Lilian is later op de dag ook ziek geworden. De volgende dag voelen wij ons beter genoeg en trekken door. We rijden langs het meest zuidelijke deel van de Pamir, de Waghan Valley. Dit is de grens ontstaan uit de beroemde Great Game. Een oplossing voor het conflict over grenzen langs het Russische en het Engelse rijk uit begin vorige eeuw.
Wat voor ons ook een beetje spannend was, hoe het zou gaan met de wegen. Hoe zouden de motoren het houden? En vooral ook hoe zouden wij dit zelf ervaren? Het is dit jaar erg warm en her en der smelt de sneeuw meer dan andere jaren. Dit veroorzaakt landverschuivingen en zo komen wij ook langs een dorp waar de weg twee dagen geleden totaal is weggeslagen. De bulldozer is bezig de weg weer te plaveien maar de rivier is de enige plek om door heen te rijden. Eerst over een modderhelling, dan door een diepe geul met water en keien. De wegwerkers en militairen die er staan, wuiven en geven aan dat we er makkelijk langs kunnen. Guido rijdt zijn motor er door, met horten en stoten door de modder en over de keien door het knie diepe water. Aangezien hij nu toch ervaring heeft, lijkt Lillian het een goed idee als hij ook haar motor (eigenlijk zijn eigen motor dus) door heen rijdt. De wegen zijn samen te vatten met afwisselend gaten, gravel, stenen, zand en kiezel. Soms een stukje slecht asfalt, maar prima te doen op de motor. In de Waghan valley is het soms wat lastiger vanwege grint en zand.
Wat ons ook bij blijft van dit deel van de wereld is de eenvoud waarmee de mensen leven. Op sommige plekken gaat om 7 uur ‘s avonds de generator aan en om 9 uur weer uit. Zo konden wij precies de intercoms van de helmen voor de volgende dag weer opladen. Soms was er een douche, soms helemaal niets. Soms ook een banja, een verwarmde ruimte lijkend op onze sauna maar dan met water en een schep om je af te spoelen. Stromend water is sowieso bijna nergens of er ligt een tank op het dak. Sommige zijn zo ver van de bewoonde wereld dat ze hun eigen brood moeten bakken in de tandoori. Als er reizigers in een homestay slapen, maakt het hele gezin plaats voor ze door in de eetkamer te slapen of op de plek waar er gekookt wordt. Het eerste land waar we dat zo tegenkwamen.

Onderweg zien we een soort marmot. De gouden bergmarmot noemen wij hem. Het zijn mooie diertjes. Ook hebben we deze keer veel vogels gezien die op de draden van de elektriciteitsmasten in de dalen zitten. Onder andere weer de golden bee-eater en de blauwe scharrelaar, een super mooie blauwe vogel. Maar wil je ze fotograferen, vliegen ze net weg. Roofvogels zijn er talloze, haviken, arenden, adelaars, gieren, ze zijn er allemaal.
Het dorp Alichur is prachtig. Vergezichten met besneeuwde bergen. In de straten scharrelende koeien, geiten en yaks. Er staan ook yurts in het dorp. De dorpswegen zijn zandpaden met her en der stroompjes en beekjes. De hekken gemaakt van auto en motoronderdelen. De eigenaar van de homestay Marco Polo, hoe toepasselijk, maakt met een soort struikgewas de kachel aan om chai voor ons te koken. Het is zomer maar ’s avonds wordt het er aardig koud. De wc is in aanbouw (Nederlands) maar nu nog even in de openlucht boven een gat. Het is nog steeds ramadan en de eigenaar van de homestay bereidt ons eten en eet zelf pas ruim na 9 uur ’s avonds. In het dorp staat een moskee die eigenlijk meer op een yurt lijkt.
Het Pamir hotel is de enige plek in het dorp met constant elektriciteit dus de generator snort dag en nacht. Het hotel is een knooppunt voor reizigers. Iedereen roemt het eten, je krijgt hier frietjes! en kotelet met ei! Iedereen smult na één, twee of drie weken Pamir met alleen maar rijst en noedels. Motorrijders, fietsers en andere reizigers, je kunt hier dagen socializen en bijpraten met iedereen vanuit de hele wereld. Wij doen het maar één middagje en lopen over de bazaar van Murgab. Bijzondere bazaar, er staan grote zeecontainers van waaruit de kooplieden hun waar te koop aanbieden. Je kunt hier van alles krijgen dat handig is voor de reiziger, alles afkomstig uit China, dat om de hoek ligt. Gezellig is niet het goede woord maar wel bijzonder en de centrale plek van de stad. We shoppen voor onze 4e zonnebril, Guido koopt een al-kalpak, traditioneel hoofddeksel voor de mannen in Tajikistan. Helaas zien we de hoogste berg over de grens met China de Muztagh Ata van 7546 meter niet vanwege de wolken.
1 Tajiekse Somoni = 14 eurocent
Benzine (92 octaan) 5,20 somoni = 70 eurocent per liter.
Hoogste pas 4655 meter (Akbatalpas)
Hoogste temperatuur 40 graden (Dushanbe, in de bergen uiteraard lager en meestal een behaaglijke 30 graden
Motor omgevallen één keer in mul zand (Lilian)